Expeditie Nooit meer slapen volgt Willem Frederik Hermans tijdens twee reizen door het onherbergzame hoge noorden van Scandinavië. De wetenschap brengt Hermans hier. Maar het zijn vooral de schrijver en de fotograaf in hem die volop inspiratie vinden.
Willem Frederik Hermans (1921-1995) bezoekt Scandinavië in 1960 en 1961. De eerste reis brengt hem in Zweden, de tweede in Noorwegen. Als wetenschapper zal hij hier de aardkorst bestuderen. Ónder de oppervlakte roert zich iets anders.
Een oord om een nieuwe roman te schrijven
Het is 31 juli 1960. Willem Frederik Hermans verblijft in Zweden waar hij als fysisch geograaf deelneemt aan het 19e Internationale Geografische Congres in Stockholm. Zijn uitgever Geert van Oorschot ontvangt een ansichtkaart uit het hoge Noorden. Voorop prijkt de middernachtzon van Sortland in het noordwesten van Noorwegen. De achterkant heeft als enige tekst: ‘Een oord om een nieuwe roman te schrijven, maar vandaag geen tijd. Wim’. Het boek dat op dat moment niet geschreven kan worden, schrijft Hermans in de jaren daarna en geldt ook nu nog als een ijskoud hoogtepunt in de naoorlogse Nederlandse literatuur. De roman Nooit meer slapen verschijnt in 1966.
Korte rukwinden steken op en de muggen zoemen luider, maar het regent nog niet, al wordt de lucht helemaal zwart, op een blauwe plek na boven mijn hoofd. Kon ik maar op de kaart de plaats aanwijzen waar ik ben, dan kon ik daarmee en met de berg de kaart oriënteren, dan kon ik met behulp van de zon bepalen hoe laat het is.
(Nooit meer slapen, hoofdstuk 35)
Een vierhonderd foto’s van Finnmark
In de zomer van 1961 is Hermans opnieuw als wetenschapper in Scandinavië. Zijn reis naar Finnmark, de noordelijkste provincie van Noorwegen, legt hij vast in een uitgebreide fotoreportage. Terug in Nederland schrijft Hermans op 17 september aan de Vlaamse schrijver Gust Gils: ‘Ik hoop het fotograferen nog eens van mij af te zetten, om alleen nog te schrijven, maar nu is de narigheid dat ik in Finnmark een vierhonderd foto’s gemaakt heb, die ik nog moet afwerken.’
Hermans bewaarde alle foto’s in zijn archief. De documentatie toont de onherbergzame schoonheid van het Noorse landschap waarin staalblauw en grijs overheersen. De foto’s bieden bovendien een fascinerend inzicht in het ontstaan van Nooit meer slapen. Tientallen passages uit de roman zijn, soms bijna letterlijk, te herkennen in de foto’s.
‘Mijn grootste ongeluk is dat ik niet als machine ter wereld gekomen ben en dat ik niet met licht kan schrijven als een fototoestel.’
(Willem Frederik Hermans, ‘Preambule’, in: Paranoia, p. 219)
De donkere kamer van Damokles (1958) blijkt een keerpunt in het schrijverschap van Hermans. Met deze roman, die hij slechts met de grootst mogelijke moeite had weten te voltooien, valt hem plotseling succes ten deel. De literaire pers is voor het overgrote deel enthousiast, en het boek verkoopt zo goed dat er binnen een jaar twee herdrukken verschijnen. Hermans zelf is verbaasd over het succes. In een interview constateert hij dat ‘alle recensies goed, d.w.z. gunstig’ zijn, en noemt dat ‘een beklemmende gewaarwording’ (Hermans in Propria Cures, 28 februari 1959). Aan Gust Gils had hij toen al laten weten dat hij ‘dit succes liever aan een boek als De God Denkbaar of een verhaal als De blinde Fotograaf [had] gegund. Ik kan n.l. niet zeggen dat ik persoonlijk mij bijzonder geamuseerd heb bij het schrijven van De donkere Kamer.’ (Hermans aan Gust Gils, 25 januari 1959). Het succes van de roman is blijvend, en in 1963 verschijnt de film naar de roman: Als twee druppels water, onder regie van Fons Rademakers. Inmiddels is Willem Frederik Hermans overgestapt naar een andere uitgeverij, De Bezige Bij, waar hij zijn eerste toneelteksten en scenario’s publiceert: Drie drama’s en De woeste wandeling.
Hermans blijft ook actief als publicist in tijdschriften, dag- en weekbladen. Begin 1964 geeft hij, na jarenlang leuren bij een groot aantal uitgevers, in eigen beheer zijn sterk polemische verzameling essays Mandarijnen op zwavelzuur uit. Later dat jaar bundelt hij andere kritieken en opstellen in Het sadistische universum, zijn eerste bundel beschouwend werk bij De Bezige Bij. Twee jaar later volgt zijn tweede succesroman: Nooit meer slapen. Ook deze roman groeit uit tot een regelrechte klassieker binnen de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw.
Vanaf het einde van de jaren vijftig zal Hermans zich steeds intensiever bezighouden met fotografie. Hij volgt cursussen en doet examens in het vak, bekwaamt zich bij fotograaf Nico Jesse in de praktijk, en schrijft over fotografie, onder andere in 1961 in drie lange artikelen in het dagblad Het Parool:
+ ‘Ik geloof dat de camera een jachtterrein heeft dat uniek is. Het was door geen schilder of tekenaar ooit betreden. [/] Sommige romanschrijvers hebben geprobeerd het in hun beschrijvingen te betrekken, maar de roman gaat nu eenmaal te gronde aan beschrijvingen die geen functie hebben. De camera die een fragment uit de chaos kan afzonderen en wel een compleet fragment, stelt het benauwende levensprobleem zodoende in één oogopslag volledig. De litteratuur schiet hier tekort in vergelijking met de foto. Een beschrijving is altijd een opeenvolging van woorden, zij verveelt voordat zij haar idee heeft overgebracht of brengt een ordening aan die juist in de genoemde onderwerpen niet bestaat. Alleen de foto kan de idee van de chaos uitbeelden zonder te ordenen.’
Nooit meer slapen: bereik en populariteit van de roman
Begin 1966 verschijnt de eerste druk van Nooit meer slapen, in een oplage van bijna twintigduizend exemplaren. Druk na druk na druk volgen. Tot aan zijn dood in 1995 blijft Hermans het boek over de lotgevallen van Alfred Issendorf herzien en actualiseren. Mede daardoor is de roman ook vijftig jaar later nog altijd populair, in binnen- en buitenland.
Hermans maakte zijn fotodocumentatie tijdens zijn tweede reis naar Scandinavië in 1961. Maar de ontdekkingstocht van Nooit meer slapen biedt meer. Ook een jaar eerder bezocht Hermans als wetenschapper het hoge Noorden. En ook die ervaringen zijn rijk gedocumenteerd in het archief.