Terug Online exposities Zoeken

Jo van Ammers-Küller

(1884-1966)

Geplaagd door plankenkoorts zag Jo van Ammers-Küller af van een zangcarrière om vervolgens haar andere droom, schrijfster worden, te verwezenlijken. Met haar romans wist ze grote successen te boeken. Haar werk is een spiegel van haar eigen tijd – tegenwoordig wordt ze nauwelijks meer gelezen.

De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Jo van Ammers-Küller. Gemaakt door: Rie de Balbian Verster-Bolderheij
Vervaardigd 1944
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 62 x 48 cm

Jo van Ammers-Küller

door Rie de Balbian Verster-Bolderheij (1890-1990)

Twee succesvolle vrouwen in een door mannen gedomineerde wereld.

Rie de Balbian Verster-Bolderheij oogstte op haar 23e als binnenhuisarchitecte succes met haar bijdrage aan De Vrouw 1813-1913, een tentoonstelling over het veranderende vrouwbeeld op het gebied van onder meer onderwijs, kleding en kiesrecht.

De Balbian Verster was echter vooral schilder. Ze kreeg les van Isaac Israëls en Willem Wenckebach en was geïnspireerd door Breitner. Al vroeg kreeg zij opdrachten om beroemdheden te portretteren. Zo legde ze voor de galerij van de Stadsschouwburg in Amsterdam actrice Sara Heyblom vast. Ook portretteerde ze Jo van Ammers-Küller, dan een gevierd en veel vertaald auteur.

Van Ammers-Küllers grote doorbraak kwam in 1925 met De opstandigen, waarin ze de geschiedenis van de vrouwenemancipatie verbeeldt. Zelf was ze nooit actief in de vrouwenbeweging, maar haar belangstelling voor vrouwen die zich een eigen leven en vrijheid hadden verworven was groot. De literaire elite had weinig op met haar werk. Die zag haar als een broodschrijver van typische dameslectuur zoals die tussen de Wereldoorlogen populair was. Menno ter Braak vond het ‘kulliteratuur’, al schuilt er enige nijd in zijn constatering dat schrijfsters als Van Ammers-Küller ‘er dan waarachtig in geslaagd [zijn] de belangstelling van een volk... tot kopens toe te stimuleren!’

Haar Duitse gezindheid en aanmelding bij de Kultuurkamer zorgden dat Van Ammers-Küller ook in de Tweede Wereldoorlog mocht publiceren, en in 1945 kreeg ze door de Eereraad voor de Letterkunde een schrijfverbod van enkele jaren opgelegd. Ze bleef rehabilitatie eisen, maar zou die nooit krijgen.