Terug Online exposities Zoeken

Fred Portegies Zwart

(1933-2003)
In een interview met Joris van Casteren vertelt Fred Portegies Zwart hoe hij als schoolverlater in de fabriek ging werken, maar al snel besloot dat dat zijn leven niet was: hij ging liften, ‘Nijhoff, Bloem, Slauerhoff, Achterberg in de rugzak’. Hij was bevriend met J.W. Holsbergen, die hem een baantje als copywriter gaf – het woord ‘okselfris’ is een vondst van Portegies Zwart – en hem zo ook indirect introduceerde in de literaire wereld.
De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Fred Portegies Zwart . Gemaakt door: Stijn  Seip
Vervaardigd 2003
Techniek Olieverf op doek
Afmetingen 74 x 94 cm

Fred Portegies Zwart

door Stijn Seip (1938)

Veel woorden had Fred Portegies Zwart als dichter niet nodig. Bij vlagen waren zijn gedichten melancholiek (‘Als loon voor mijn geduld / wordt leegte mij gegeven’) en soms droogkomisch, zoals in een reeks over ‘Knoflook’ (‘Wie een kater wil voorkomen / doet knoflook in zijn wijn’). Mochten de gedichten de indruk wekken terloops tot stand gekomen te zijn, dat was niet zo, vertelt zoon Simon Portegies Zwart in het boek Dank voor stank. Hij schetst hierin een mooi beeld van nachtelijke arbeid, waarbij de eerste versies weliswaar in ‘geïnspireerde haast’ tot stand kwamen, maar waarna elk woord telde: ‘Fred was niet snel tevreden, en ik begreep niet altijd waarom die zin of juist dat éne woordje niet goed was.’

Portegies Zwart debuteerde in 1957 met de bundel Oogopslag en eindsekonde, die door Adriaan Morriën raak wordt getypeerd: ‘bedachtzame poëzie, een verskunst vol voorbehoud, overleg en door het verstand gecontroleerde bewustwording.’ Maar hij had de tijdgeest niet mee: dit waren de hoogtijdagen van de Vijftigers en hun expressieve poëzie. Portegies Zwart, tevens copywriter, beriep zich op een andere achtergrond: ‘Het reclamevak heeft mijn poëtische vaardigheden vergroot.’ Zijn liefde voor poëzie bleef groot, wat ook blijkt uit Poëzie is kinderspel, een bundel teksten die hij noteerde op de Flevoschool, waaruit blijkt dat het gedicht overal kan schuilen, voor wie er oog voor heeft.

Dit portret is van Stijn Seip, de vrouw met wie Portegies Zwart in Amsterdam-Noord woonde, waar zij nog steeds haar atelier heeft. Het beeldt de dichter af als lezer van eigen werk, hij heeft Krullen van jezelf in de hand, de bundel uit 2001 die zijn laatste zou zijn, en de blik is serieus. Is hij op zoek naar ‘dat éne woordje dat niet goed was?’