Terug Online exposities Zoeken

Aegidius W. Timmerman

(1858-1941)
Hoewel hij enkele bijdragen leverde aan De Nieuwe Gids bleef Aegidius W. Timmerman een kleine acteur op het literaire toneel. Hij schreef een roman, dichtte ook, maar was zich terdege bewust van de bescheiden plaats die hem in de Beweging van Tachtig toekwam. Maar hij heeft er mooi over geschreven: in Tim’s Herinneringen en ook in de sleutelroman Leo en Gerda, waarvan de hoofdpersonen geïnspireerd waren op schilder Theo van Hoytema en diens vrouw.
De afbeelding toont een kunstzinnig portret van Aegidius W. Timmerman . Gemaakt door: J.P. ter  Maten
Vervaardigd 1900
Techniek Olieverf op paneel
Afmetingen 77 x 67 cm

Aegidius W. Timmerman

door J.P. ter Maten (1867-1966)

‘Aegidius, met Wien 'k, als kind, op de eendre vale banken /Luisterend zat,’ dichtte Willem Kloos in 1935 over Aegidius W. Timmerman, volgens hem ‘den besten Nederlandschen Homerus-vertaler’.  De twee hadden elkaar in 1880 in de zesde klas van de openbare lagere school in Amsterdam leren kennen, echt bevriend raakten ze tijdens hun studie. Daar deelde Timmerman de collegebanken verder met Jacques Perk, Alphons Diepenbrock en Herman Gorter. Met name de laatste werd een goede vriend. Het was weliswaar vanuit de marge, maar Timmerman maakte de beweging van Tachtig van nabij mee.

Hier zien we Timmerman zittend voor het raam in zijn huiskamer aan de Laan van Nieuw Oost-Indië te Voorburg. Wanneer dit portret gemaakt wordt, is hij docent aan het Gymnasium Haganum in Den Haag, wat hij tot 1921 zou blijven. Essayiste Josine W.L. Meyer was een van zijn leerlingen. ‘Hij was lang en mager, liep rechtop met stramme benen, maar met een royale armzwaai. Zijn kleding was ongewoon. Hij droeg hoge, stijve boorden en bij voorkeur een zwart lustre jasje, donkerrood fluwelen vest met metalen knopen en gestreepte broek, 's winters een lange pèlerinejas met een soort jagershoedje, 's zomers een grote strohoed,’ herinnert ze zich. ‘Er was een mengeling van artisticiteit en strengheid in zijn uiterlijk, die met zijn wezen correspondeerde. Bij zijn coquette zorg voor zijn kleding paste slecht de bijna tandeloze mond, die zijn gezicht ingevallen maakte.’

Pas na zijn pensioen zou Timmerman, ‘Tim' voor zijn leerlingen en vrienden, echt literair actief worden. Hij gooide hoge ogen met zijn vertalingen van de Ilias en Odyssee en kwam ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag met Tim's herinneringen, vol smakelijke anekdotes over de bijzondere mensen die hij in zijn leven had ontmoet.