Het bevrijdingsdagboek van Bomans: ‘In de verte het gejuich van de stad, daartusschen schoten van de Duitschers’

De overgang van oorlog naar vrede is nooit zo zwart-wit als die op papier lijkt. De oorlogsdagboeken van Godfried Bomans tonen dat de werkelijkheid van een bevrijding weerbarstiger is. 

 

Journaal van de laatste oorlogsdagen en de eerste dagen van de bevrijding staat op elk van de vijf dunne schrifjes die op mijn deurmat vallen. Kopieën uiteraard, de kwetsbare originelen uit het archief heb ik eerder in het Literatuurmuseum bekeken. Ik ben blij dat de dagboekjes zijn aangekomen, leesvoer in deze tijd van afzondering.

 

Godfried Bomans (1913-1971) is de auteur van de werkjes die persoonlijke, handgeschreven teksten bevatten, krantenartikelen over de oorlog en Bomans’ gepubliceerde artikelen voor onder andere de Volkskrant. De interessantste passages zijn de handgeschreven stukken die niet bedoeld lijken voor publicatie, gezien de korte zinnen en het gebruik van afkortingen. In zorgvuldige voorzienigheid liet Bomans de kaften van de dagboeken leeg, om daarop pas achteraf de titel en data te noteren. De eerste vier schriftjes gebruikt Bomans als logboek van de oorlog. Op 23 maart 1945 noteert hij bijvoorbeeld: 

 

Een wild bericht vanavond; blijkbaar van de Engelse radio (Duitsche uitzending) dat het D. front over een lengte van 750 km totaal is ingestort. De laatste weken hebben de geallieerden alle Rijnsteden bezet; vandaag ook Frankfurt a. Main en zelfs Aschaffenburg gevallen. Het schijnt dat D. in tweeën geknipt wordt. Ik meen nog steeds dat Nederlandsche bevrijding de laatste akte is van dit treurspel (...) Allen zijn begeerig het nieuws van morgen te hooren. Vermoedelijk zal nog deze week Münster vallen. Ook de bevrijding van Nederland ten o. van de IJsel niet onmogelijk.

 

 

Die hoopvolle laatste zin spreekt tot de verbeelding – die glimp van de bevrijding. Hoe vaak zal de Haarlemse schrijver hierop hebben gezinspeeld, terwijl het niet gebeurde? In bezettingstijd wisselen betrouwbare berichten en geruchten elkaar voortdurend af. Bomans nam kranten en radio-uitzendingen tot zich en probeerde daaruit de voortgang van de oorlog te lezen, in een poging grip te krijgen op de situatie.

 

Ik zie een parallel met mezelf in de crisis waarin wij thans verkeren, want op mijn beurt speur ik liveblogs af, lees Twitter en binnenlandse en buitenlandse kranten om te volgen hoe het coronavirus zich door de wereld verspreidt – als ik het aantal nieuwe doden in Italië weet, en een paar relevante onderzoeken naar besmettelijkheid bij kinderen heb gevolgd, dan ligt het niet aan mij dat deze quarantaine zich voortsleept. Voor een individu – in oorlogstijd, in tijden van pandemie – is het speelveld veel te groot, de eigen invloed is veel te klein, of nihil. Alles bijhouden draagt bij aan de illusie van grip, het is een manier van overleven en de dagen doorkomen. Schreef Bomans daarom nauwgezet mee met de oorlog? 

 

Ademloos lees ik zijn handgeschreven stukken die bij elkaar een scherp beeld geven van de dagen vlak voor de bevrijding en van de bevrijding zelf. De passages tonen samen met de geselecteerde artikelen aan hoe weerbarstig de werkelijkheid is – hoeveel naschokken er volgen als de oorlog formeel voorbij is.

 

Bomans eindigt dagboek 4 met twee belangrijke mededelingen. Op 3 mei schrijft hij: ‘Berlijn heeft gecapituleerd’, waaronder met blokletters staat: ‘Hitler heeft zich zelf gedood.’ Nu lijkt het einde dan toch echt in zicht, de bevrijding danst Bomans voor de ogen. 


 

 

Het vijfde dagboekje begint meteen hoopvol. Op vrijdag 4 mei noteert Bomans: 

 

Innsbruck en Salzburg bevrijd. (…) Attentie: we hooren gejuich in de verte en het gelui van een klok. Hooren iemand naar de buren schreeuwen dat we ‘vrij’ zijn. Hans hoorde dit en stoorde mij in het schrijven van dit journaal. Vlogen tesamen de straat op. Ontmoetten allerlei opgewonden menschen. In de verte het geweldig gejuich van de stad. Daartusschen geweerschoten van de Duitschers. (...) Agent maande tot voorzichtigheid. Gingen daarop naar de Schröders. Daar aanwezig, behalve de familie, illegale meisjes, die plechtig hun voor- en achternamen bekend maakten. Er werd een stukje chocolade rondgedeeld en een glaasje cognac. Ook een cigaret. Volgens de (Fransche?) zender van 9 uur gaat morgenochtend om 8 uur de capitulatie in voor Denemarken, Noorwegen en Holland. (...) Het is nu middernacht, en ik schrijf bij mijn twee oliepitjes. Is het waar?

 

 

Bovengenoemde Hans is de joodse muzikant Hans Lichtenstein, die ondergedoken zit bij Bomans. Op de ochtend van 5 mei permitteert Lichtenstein het zich om in het dagboek te schrijven: 

 

Godfried! Jij slaapt nog, maar straks zal ik je wakker maken, dat je niet te veel van deze heerlijke en belangrijke dag verslaapt. Ik neem de gelegenheid, om je ook aan deze plaats van ganschen harte te danken voor je gastvrijheid die je mij gedurende zoo lange tijd (14 maanden) verleend hebt. Het was een goede en dappere daad. 
Je Hans

 

5 mei is een zaterdag. Bomans verslaapt de ochtend uiteindelijk niet. Hij schrijft later op de dag: 

 

Vanochtend met Hans de stad in. Overal vlaggen. Veel menschen, doch meerendeels rapalje. Op de groote markt werden de Duitsche verkeers- en verbodsborden afgerukt en vertrapt. Er werd met voetzoekers gewerkt, waardoor er door patrouillerende Duitsche soldaten 3 menschen in de Groote Houtstraat werden neergeschoten. Een vreemd contrast: overal vlaggen en zingende menschen, en daartussen de verbitterd kijkende en tot de tanden gewapende Duitsche weermacht. 

 

De pagina hierna plaatst Bomans een oproep uit de krant: ‘Aan de burgerij van Haarlem en omgeving! Zonder de algemene en gerechtvaardigde feestvreugde te willen matigen, richten wij een ernstig woord tot de burgerij. Bewaar discipline en tucht, bega geen wanordelijkheden, die de goede gang van zaken zouden verstoren.’

 

 

Zelf waagt hij zich in het losgebarsten feestgedruis, maar hij is kritisch. Over deze 5 mei noteert hij: ‘De feestelijkheden onderscheiden zich niet door fijnzinnigheid.’ Hij wijst op een scène op het bordes van het stadhuis van Haarlem, waar ‘meisjes die met Duitschers “geloopen” hadden’ werden kaalgeschoren en rondgedragen. Hij schrijft: ‘Het ontbreken van een middelpunt is wel zeer merkbaar. Ook doet zich het gemis aan nationale liederen pijnlijk gevoelen. Kortom, het is een bende. Sprak Reinalda (als onze toekomstige burgemeester gedoodverfd) die zich uitsprak voor een meer waardige herdenking in de Groote Bavo.’ 

 

Verderop noteert hij: ‘Het kan wel zijn dat wij vrij zijn, maar deze toestand vergt toch veel van onze verbeeldingskracht: overal gewapende Duitschers met het geweer in aanslag en verwoed rondkijkend.’ Spanning hangt nog steeds in de stad. Zondag 6 mei schrijft Bomans: ‘Na een gewraakte ochtend vol twijfels (dolle dinsdag) hoor ik om 12 uur bij Henk dat de capitulatie (…) op dit eigen uur ingaat.’ Hij voegt hierna een mededeling in van een incident dat vrijdag 4 mei zou zijn gebeurd, een incident dat aantoont hoe gevaarlijk het in die tijd nog steeds was. 

 

Vrijdagavond om +/- 10 uur fietschten Hermine Everard en Hilde van Marle naar de viersprong in Aerdenhout om te kijken of de Duitschers er nog op wacht stonden. Dit bleek op maar al te tragische wijze het geval te zijn. Een der schoften schoot Hilde door de kaak, waardoor zij misschien voor haar leven ongelukkig is. 

 

Op 7 mei noteert hij:

 

Op de groote markt werd gedanst. Erewacht bij de plek waar de 12 Haarlemmers gefusilleerd zijn. Stampvol in de stad. Gisterenavond in Tuinwijk werd Hitler plechtig verbrand. In Amsterdam gevecht tuschen de N.B.S. en de S.S. 

 

 

Kort daarna wordt het nog grimmiger, in het land en in het dagboek. Een artikel rept over de schietpartij op De Dam in Amsterdam op 7 mei. Negentien doden en 117 gewonden. Vanuit De Groote Club naast het Koninklijk Paleis werd door Duitse soldaten het vuur geopend op de feestvierende menigte. De dag voor deze aanslag, aldus hetzelfde artikel, beklom in Den Haag een Joodse vrouw het bordes van het stadhuis. ‘Zij droeg boven de Jodenster een oranjelint. Burgemeester De Monchy verwijderde met een forse ruk de gehate Jodenster. Een schone symbolische handeling, die luide werd toegejuicht.’ 

 

Het is schrijnend hoe de jubelstemming steeds wordt doorbroken met leed en angst. Deze uitersten worden in vogelvlucht beschreven door Bomans. Vlak na het trieste artikel over de aanslag op de Dam, plakt de schrijver een feloranje sticker met de tekst HARTELIJK WELKOM BEVRIJDERS. Een pagina verder staat een advertentie van de sigarenzaak aan de Raadhuisstraat 98 te Amsterdam: ‘De Amerikaanse en Engelse legers gaan de bekende merken SIGARETTEN vooraf. We hopen ze zo spoedig mogelijk aan u te mogen verkopen.’ 

 

Het laatste handgeschreven bericht van Bomans in zijn dagboeken, dateert van 8 mei 1945. Een fraaie passage over een avondje uit in prille vredestijd dat eindigt met een laatste schrik: 

 

Gisterenochtend met dhr. Nijssen, de Engelschman, de stad in. Boden ons op het stadhuis als tolk aan en werden als zoodanig door dhr. Westra ingeschreven. Daarna met een Canadees (mr. Yates) in een cafe’tje. Hij dronk 1 flesch Bordeaux (1885)  to the bottom and six glasses of rhum, maar zei niets. It was quite expensive. Daarna naar Elsa (…) van wie ik een fiets kreeg. Een onvergetelijke avond bij Van Marle. Des nachts om 1 uur voor het laatst afgesnauwd door twee gewapende Duitschers. 

 

Een transcriptie van deze dagboeken is hier online te lezen.